Zelfredzaamheid statushouders in pilot licht vooruit 

Begin 2022 gaat het nieuwe inburgeringsstelsel in. Ter voorbereiding daarop laat Minister Koolmees zes pilots uitvoeren. Eén pilot is de Zelfredzaamheidsroute, voor statushouders waarvan wordt verwacht dat zij veel moeite hebben met Nederlands leren. Uit de tussenevaluatie van deze pilot blijkt dat de deelnemers vooruitgang boeken. De deelnemers beheersen het Nederlands iets beter, worden iets zelfredzamer en krijgen meer zelfvertrouwen.

Voor het tussenrapport hebben we de pilotgemeenten opnieuw gevraagd om een inschatting te maken van de taalvaardigheid en de zelfredzaamheid van de deelnemers van de pilots. Taaldocenten hebben de taalvaardigheid getoetst en persoonlijk begeleiders scoorden de zelfredzaamheid aan de hand van de zelfredzaamheidsmatrix. We hebben de vaardigheden van de deelnemers halverwege de pilots vergeleken met de vaardigheden bij aanvang van de pilots. In de cijfermatige resultaten zien we dat de deelnemers een beetje vooruit zijn gegaan. Er lijkt sprake te zijn van een lichte groei in de taalvaardigheid van deelnemers en ook de zelfredzaamheid lijkt iets verbeterd te zijn. Welke activiteiten binnen de pilots het meest bijdragen aan de groei is (nog) niet vast te stellen.

Andere door uitvoerders veelgenoemde mogelijke effecten van de pilot zijn een stijging van het zelfvertrouwen van de deelnemers, minder angst om op pad te gaan in de wijk en vragen te stellen, groei van het sociaal netwerk en een toename van het probleemoplossend vermogen. Het gaat bovendien vaak beter met het welbevinden van de deelnemers, al heeft de coronacrisis ook veel stress bij hen teweeggebracht.

We zijn op zoek gegaan naar mogelijke verklaringen voor de progressie. We onderscheiden de volgende mogelijke succesfactoren:

  • Kwaliteit van het onderwijs en de uitvoerders: de betrokken professionals lijken kundig te zijn en hebben een duidelijke visie op hun lessen of activiteiten en hun rol binnen het programma. Daarbij is veel ruimte voor interactie tussen deelnemers en met de (taal)docenten. De doelgroep vraagt wel om veel geduld van betrokken professionals: het is belangrijk om de tijd te nemen voor de uitleg (van lesstof).
  • Verwevenheid van theorie en praktijk: belangrijk element van de Z-route is de wisselwerking tussen de taallessen en het oefenen van taal in de praktijk. Door de combinatie met de praktijk wordt duidelijk dat het nut heeft om de Nederlandse taal te leren, omdat het toegang verschaft tot de maatschappij.
  • Flexibiliteit, creativiteit en betrokkenheid: van het programma als geheel en de betrokken uitvoerders individueel worden flexibiliteit en creativiteit verwacht. Van belang lijkt te zijn dat de lessen en activiteiten goed aansluiten bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van deelnemers en dat vraagt soms aanpassingen. Behulpzaam daarbij is de grote mate van betrokkenheid en bevlogenheid van professionals gebleken: ze hebben zich sterk ingezet voor de deelnemers en waren zeer bereid een stapje extra te zetten.
  • Persoonlijke begeleiding: persoonlijk en individueel contact tussen een begeleider en deelnemer is een mogelijke succesfactor voor het leerproces van de deelnemers. Het persoonlijke contact voorkomt sociale isolatie en biedt structuur en stabiliteit. Daarbij lijkt van belang te zijn dat er sprake is van één vaste contactpersoon voor elke deelnemer. Een persoonlijke begeleider kan een belangrijke rol spelen in het motiveren van deelnemers.
  • Sociale cohesie: er lijkt sprake geweest te zijn van groepsvorming onderling, waarbij deelnemers zich met elkaar verbonden zijn gaan voelen. De groepen zijn betrekkelijk homogeen qua taalniveau, wat voor de deelnemers prettig lijkt te zijn. Zij motiveren elkaar voor de pilot.
  • Samenwerking in de uitvoering: voor de samenhang tussen de verschillende pilotonderdelen is een goede samenwerking tussen uitvoerende partijen van belang. Dit vraagt om goede communicatielijnen en regelmatige afstemming.

Onze hypothese is dat de door ons geïdentificeerde factoren op zichzelf bijdragen aan een betere taalbeheersing en een toename van de zelfredzaamheid. En daarnaast denken we dat deze factoren bijdragen aan de motivatie en de bereidheid van de deelnemers om te investeren in hun taalbeheersing en zelfredzaamheid. Bijvoorbeeld omdat deelnemers ervaren wat het betekent om zelfredzamer te zijn of omdat deelnemers zien waar zij het voor doen. Die inzichten en de daaruit voortvloeiende bereidheid om te investeren in het leerproces hebben mogelijk een positieve invloed op de ontwikkeling van de deelnemers.

We weten op basis van het huidige onderzoek niet hoe de interactie tussen factoren precies werkt en in hoeverre sommige factoren belangrijker zijn voor de taalverwerving dan andere factoren. We denken dat een belangrijke sleutel voor de toekomstige Z-route is gelegen in het prikkelen van de bereidheid van deelnemers om te investeren in hun leerproces.

Het eindrapport over de pilots Z-route brengen wij medio 2021 uit. Daarbij spreken we opnieuw met uitvoerders en vullen uitvoerders in hoe het met de taalbeheersing en zelfredzaamheid gesteld is. De belangrijkste toevoeging aan dit tussenrapport voor het eindrapport zijn de interviews met deelnemers. Hun ervaringen nemen wij mee in het eindrapport.

Mirjam Engelen

Mirjam Engelen

E: mirjam@beleidsonderzoekers.nl
T: 06 26 50 86 03
Li: Mirjam