Vijf ontwerprichtingen voor de toekomst van de sociale zekerheid

Hoe moet het stelsel van werk en inkomen er in 2030 uitzien? Welke zekerheden zijn er voor de toekomstige uitvoering van de sociale zekerheid? Welke onzekerheden zijn er? En wat betekent dit voor het ontwerp van het stelsel? Boeiende vragen die in dit onderzoek aan de orde zijn gekomen.

Het stelsel van werk en inkomen dateert van 2002, toen de Wet SUWI werd ingevoerd. Sindsdien zijn een aantal belangrijke veranderingen doorgevoerd binnen het stelsel, zoals het opgaan van het CWI in het UWV WERKbedrijf (2009), maar de kern van het stelsel is ongewijzigd gebleven. Tegelijkertijd heeft zich de afgelopen jaren een sterke flexibilisering op de arbeidsmarkt voorgedaan. Ook zijn de verhoudingen binnen het stelsel sterk beïnvloed door de decentralisaties in het sociale domein. Bovendien wordt het stelsel van werk en inkomen inmiddels geconfronteerd met wellicht de grootste uitdaging ooit: de maatschappelijke en economische crisis als gevolg van het SARS-CoV-2 virus.

Om te kunnen omgaan met deze ontwikkelingen en te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de effectieve en efficiënte uitvoering van beleid, was er bij zowel de Tweede Kamer (motie Wiersma/Gijs van Dijk) als het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoefte aan een toekomstverkenning waarin met frisse en kritische blik wordt bekeken of de huidige uitvoering van het stelsel van werk en inkomen voldoende wendbaar is om zich aan te kunnen passen aan de veranderende omstandigheden. En zo niet, hoe de uitvoering toekomstbestendig te maken is. Deze toekomstverkenning is tussen september 2019 en november 2020 uitgevoerd door De Ruijter Strategie en De Beleidsonderzoekers.

Allereerst zijn de omgeving en de toekomst tot 2030 verkend. Hieruit zijn tien zekerheden richting 2030 en een groot aantal onzekerheden naar voren gekomen, samengevat in een tweetal scenario’s.

De zekerheden, onzekerheden en ideeën van de deelnemers aan het traject hebben we vervolgens gebruikt om, met ondersteuning van designer Jefta Bade, een vijftal ontwerprichtingen te schetsen waaraan het ontwerp voor een toekomstbestendige uitvoering in ieder geval moet voldoen.

Samengevat zijn dat:
1. Proactief investeren in mensen. Een leven lang ontwikkelen geldt voor alle werkenden. Daarom is (om-, her- en bij)scholing een belangrijke taak die er in de uitvoering bij komt. Die taak kan overigens publiek en privaat worden belegd.
2. Werken aan vertrouwen: werk vanuit het vertrouwen dat de meeste mensen zich aan de regels willen houden, fouten kunnen maken en zelfredzaam willen zijn. We hebben in de toeslagenaffaire kunnen zien wat er gebeurt als er te weinig vertrouwen is.
3. Leggen van verbinding tussen mensen, maatschappelijk zinvolle activiteiten en inkomen: in de huidige doelstelling van de wet SUWI wordt met ‘werk boven uitkering’ betaald werk bedoeld. In de toekomst moet, vanwege het toenemende beroep dat gedaan wordt op onbetaalde mantelzorg en vrijwilligerswerk, het accent verschuiven naar wat de mens in zijn/haar situatie zou willen en kunnen doen.
4. Complexiteitsreductie: complexiteitsreductie voor burgers en werkgevers is van groot belang en kan ervoor zorgen dat de kanteling van het perspectief van het uitvoeren van administratieve transacties naar de bedoeling van de wetgeving daadwerkelijk gemaakt kan worden.
5. Inzetten op internationalisering: internationalisering is een onderwerp dat alle partijen in de uitvoering steeds meer zal gaan raken en moet daarom volledig in het stelsel worden geïntegreerd.

Om kleur te geven aan de implicaties van de uitvoering van werk en inkomen voor ‘de burger’ is in het rapport gebruik gemaakt van persona’s, oftewel fictieve personen die een bepaalde doelgroep vertegenwoordigen. Op basis van gesprekken met ‘echte mensen’ zijn er fictieve persona’s geconstrueerd die het verhaal van deze mensen vertellen. Elk individu heeft zijn eigen verhaal en heeft te kampen met eigen omstandigheden, zoals een afstand tot de arbeidsmarkt of de zorg voor een ziek familielid. Iedereen die genoodzaakt is gebruik te maken van SUWI heeft daar dus zijn eigen redenen voor, maar niet iedereen heeft dezelfde vaardigheden om gebruik van SUWI te kunnen maken. Dat vraagt om maatwerk in de uitvoering, wat door nieuwe technologie steeds makkelijker gefaciliteerd kan worden.

Mirjam Engelen

Mirjam Engelen

E: mirjam@beleidsonderzoekers.nl
T: 06 26 50 86 03
Li: Mirjam