Doeltreffendheid van de wezenuitkering
Kinderen en jongeren onder de 21 die volgens de wet wees zijn, kunnen recht hebben op de wezenuitkering. De Beleidsonderzoekers kregen van het ministerie van SZW opdracht om de doeltreffendheid van de wezenuitkering te onderzoeken. Uit het onderzoek blijkt dat de uitkering voor iedereen van meerwaarde is, maar de bijdrage die de uitkering levert aan de bestaanszekerheid van wezen verschilt sterk per wees.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor het beschermen van nabestaande partners en wezen tegen de verwachte financiële gevolgen van het verlies van een partner of ouders(s). Nabestaanden kunnen – onder voorwaarden – gebruik maken van de Algemene nabestaandenwet. In 2019 is de wetgeving rondom nabestaanden doorgelicht. Er is toen echter geen onderzoek naar de wezenuitkering gedaan. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft De Beleidsonderzoekers daarom verzocht om de wezenuitkering separaat door te lichten. Ons rapport geeft inzichten in de doeltreffendheid van de wezenuitkering, en de mogelijkheden voor verbetering.
De wezenuitkering is doeltreffend wanneer deze bijdraagt aan de bestaanszekerheid van de wees. De mate waarin de wezenuitkering bijdraagt aan de bestaanszekerheid van wezen, verschilt sterk per individu. Daarom bestaat er ook grote variatie in de doeltreffendheid van de wezenuitkering: voor de ene wees is de uitkering doeltreffender dan voor de ander. Belangrijke factoren die van invloed zijn op de mate van doeltreffendheid van de wezenuitkering zijn:
- De inkomenssituatie voor én na het overlijden van de ouder(s) bepaalt voor een groot deel de doeltreffendheid van de wezenuitkering. Bij wezen die in een huishouden terechtkomen met een minimuminkomen, is de wezenuitkering bijna altijd doeltreffend. In huishoudens met een hogere inkomenspositie draagt de wezenuitkering zelden direct bij aan de bestaanszekerheid, maar besluiten verzorgers deze vaak op te sparen om zodoende bij te dragen aan de bestaanszekerheid van de wees in de toekomst.
- Er zijn ook verschillen waar te nemen in doeltreffendheid van de wezenuitkering die te maken hebben met het type woonvorm waarin een wees terechtkomt Dit gaat om een pleeggezin, netwerkgezin, zelfstandig of in een bepaalde instelling. Hierbij hangt de doeltreffendheid vooral af van de andere vergoedingen die wezen en/of verzorgers ontvangen (zoals bijvoorbeeld pleegvergoeding) en in hoeverre een wees zelf verantwoordelijk is voor dagelijkse kosten zoals bijvoorbeeld de huur en eten.
- Daarnaast zijn er wezen die de uitkering niet ontvangen, omdat ze niet weten dat ze recht hebben op de wezenuitkering. De wezenuitkering kan hier niet doeltreffend zijn door niet-gebruik.
Enkele verbeterpunten voor het beleid en de uitvoering in de toekomst zijn:
- De doelstelling van de wezenuitkering kan scherper worden geformuleerd, om concreter te kunnen bepalen of deze doeltreffend is. Vanuit de huidige doelstelling is het moeilijk te bepalen wanneer de wezenuitkering concreet doeltreffend is. Een concretere doelstelling is beter te evalueren dan het huidige doel van de wezenuitkering.
- Zorg ervoor dat er voor wezen, voogden, verzorgers en andere betrokken partijen meer informatie beschikbaar is over de uitkering, met name over het doel van de uitkering. Nu bestaat er soms onduidelijkheid hoe de uitkering volgens de wet gebruikt dient te worden. .
- Het is van belang om beter in kaart te brengen wat de dagelijkse kosten zijn van wezen per leeftijdscategorie. De wezenuitkering kan beter aansluiten bij de dagelijkse kosten die een wees maakt, waardoor de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid van de wezenuitkering wordt vergroot.
- Om het mogelijke niet-gebruik in kaart te brengen is te overwegen een non-respons onderzoek in te stellen. Vooralsnog is onduidelijk hoeveel wezen er in Nederland zijn die geen gebruik maken van de wezenuitkering.
Kern van het onderzoek vormden gesprekken met wezen en/of hun verzorgers. Tijdens de gesprekken met wezen en verzorgers stonden thema’s als de betekenis van de wezenuitkering, de aanvraagprocedure bij de SVB en de mogelijke verbeteringen in de dienstverlening centraal. Tijdens ons onderzoek hebben we gemerkt dat alle verhalen van de 7 wezen en 20 verzorgers die wij hebben gesproken uniek zijn, maar dat de meerwaarde van de uitkering in vrijwel al deze gevallen groot is.