Evaluatie van de dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen
Ouders kunnen recht hebben op dubbele kinderbijslag als hun kind vanwege onderwijs uitwonend is. De Beleidsonderzoekers voerden onderzoek uit naar de betekenis van deze dubbele kinderbijslag voor ouders en welke vereenvoudigingsmogelijkheden er zijn. Eind april stuurde Minister Koolmees een brief naar de Kamer met de kabinetsreactie op het onderzoek.
De eerste conclusie van het onderzoek is dat dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen voor alle doelgroepen doet waarvoor het is bedoeld: het biedt een tegemoetkoming in de extra kosten die worden gemaakt doordat het kind uitwonend is. In alle gevallen dekt dubbele kinderbijslag een bescheiden deel van de extra kosten.
De tweede conclusie is dat de regeling bij de meeste doelgroepen goed bekend is, waardoor we voor die doelgroepen een laag niet-gebruik verwachten. De enige groep waarvoor dat niet geldt betreft de ouders van kinderen die een zeldzame mbo-opleiding volgen. Daar verwachten we een aanzienlijk niet-gebruik, omdat ouders de regeling niet kennen en omdat ook niet altijd duidelijk is voor welke mbo-opleiding de regeling precies geldt.
De derde conclusie is dat de regeling complex is voor de uitvoering en ouders. De voorwaarden voor ouders verschillen voor iedere doelgroep en daarmee verschilt ook per doelgroep de uitvoering door SVB. Dit verhoogt de complexiteit.
Het rapport schetst handelingsperspectieven voor de toekomst. Zo suggereren we om goed te bekijken of het werken met een scholingslijst in de toekomst nodig is. De Minister geeft in de brief aan de Kamer aan dat hij de aanbevelingen van het onderzoek als vertrekpunt neemt om te onderzoeken op welke wijze de regeling te vereenvoudigen is.
Er zijn ongeveer 1.000 kinderen waarvan de ouders dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen ontvangen. Deze kinderen zijn verdeeld over de volgende doelgroepen van de regeling:
- Ouders die op één van de Waddeneilanden Terschelling, Vlieland, Ameland of Schiermonnikoog wonen,
- Ouders met een reizend beroep (binnenvaartschippers en kermisexploitanten),
- Ouders van kinderen op een maritieme academie,
- Ouders van kinderen met toptalent op het gebied van dans, muziek of sport,
- Ouders van kinderen die een zeldzame (minder dan 10 instellingen in Nederland) mbo-opleiding volgen,
- Ouders die in het algemeen belang in het buitenland werken.